Welkom bij Yancheng Tianer

Onderhoudshandleiding voor de vriesdroogmachine CT8893

Algemeen
Instructies helpen de gebruiker om apparatuur veilig en nauwkeurig te bedienen, en daarbij de beste verhouding tussen bruikbaarheid en prijs te vinden. Door apparatuur volgens de instructies te bedienen, voorkomt u gevaar, verlaagt u onderhoudskosten en de periode dat het apparaat niet wordt gebruikt, verbetert u de veiligheid en gaat u langer mee.
De instructies moeten worden aangevuld met enkele voorschriften die door bepaalde landen zijn uitgevaardigd met betrekking tot ongevallenpreventie en milieubescherming. De gebruiker moet de instructies krijgen en de operators moeten deze lezen. De instructies moeten zorgvuldig worden gevolgd en in overeenstemming met de instructies worden gebruikt tijdens het bedienen van deze apparatuur, bijvoorbeeld bij het opstellen, onderhouden (controleren en repareren) en transporteren.
Behalve de bovenstaande voorschriften dienen tevens de algemene technische voorschriften betreffende veiligheid en normale werking in acht te worden genomen.
Garantie
Voordat u het apparaat gaat gebruiken, is het noodzakelijk dat u bekend bent met deze instructies.
Indien dit apparaat wordt gebruikt voor doeleinden die niet in de instructies staan ​​vermeld, zijn wij niet aansprakelijk voor de veiligheid tijdens het gebruik.
In de volgende gevallen is er geen sprake van garantie:
 inconsistentie als gevolg van onjuiste bediening
 inconsistentie als gevolg van onjuist onderhoud
 inconsistentie als gevolg van het gebruik van ongeschikte hulpwerkwoorden
 inconsistentie als gevolg van het niet gebruiken van originele door ons geleverde reserveonderdelen
 inconsistentie als gevolg van willekeurige wijzigingen in het gastoevoersysteem
Gewone compensatie oranje wordt niet uitgebreid
door de hierboven genoemde gevallen.
Specificatie voor veilige bediening
Gevaar
De operationele voorschriften moeten strikt worden nageleefd.
Technische aanpassing
Wij behouden ons het recht voor om de technologie te wijzigen voor
deze machine, maar niet om de gebruiker te informeren tijdens het proces van producttechnologieverbetering.
A. Aandacht voor de installatie
(A). Standaardvereisten voor deze luchtdroger: Er zijn geen grondbouten nodig, maar de fundering moet horizontaal en solide zijn. Bovendien moet de hoogte van het afvoersysteem en de afvoergoot ingesteld kunnen worden.
(B) De afstand tussen de luchtdroger en andere machines mag niet minder dan één meter bedragen, met het oog op een gemakkelijke bediening en onderhoud.
(C) Het is absoluut verboden om de luchtontvochtiger buiten een gebouw of op een locatie met direct zonlicht, regen, hoge temperaturen, slechte ventilatie of veel stof te installeren.
(D) Vermijd tijdens de montage de volgende punten: een te lange pijpleiding, te veel bochten, een te kleine pijpmaat om de drukval te minimaliseren.
(E) Bij de in- en uitlaat moeten bypasskleppen extra worden uitgerust met controle- en onderhoudsfuncties in geval van problemen.
(F) Speciale aandacht voor het vermogen van de luchtdroger:
1. De nominale spanning moet binnen ±5% liggen.
2. De grootte van de elektriciteitskabel moet rekening houden met de stroomsterkte en de lengte van de kabel.
3. De stroomvoorziening moet speciaal worden geregeld.
(G) Het koel- of cyclische water moet geïnnereerd zijn. De druk mag niet lager zijn dan 0,15 MPa en de temperatuur mag niet hoger zijn dan 32 °C.
(H) Bij de inlaat van de luchtdroger wordt voorgesteld een pijpleidingfilter te plaatsen die voorkomt dat vaste verontreinigingen met een grootte van minimaal 3 μ en olie het oppervlak van de HECH-koperen buis verontreinigen. Dit kan de warmtewisseling beïnvloeden.
(I) Het wordt aanbevolen om de luchtdroger na de achterkoeler en de gastank in het proces te installeren om de temperatuur van de persluchtinlaat van de luchtdroger te verlagen. Ga voorzichtig om met de nutsvoorzieningen en de gebruiksduur van de luchtdroger. Aarzel niet om contact met ons op te nemen als u problemen ondervindt of twijfelt.
B. Onderhoudsvereisten voor vriesdrogers.
Onderhoud van de luchtdroger is absoluut noodzakelijk. Correct gebruik en onderhoud kunnen ervoor zorgen dat de luchtdroger zijn functie niet alleen goed uitvoert, maar ook lang meegaat.
(A) Onderhoud van het oppervlak van de luchtdroger:
Het gaat hierbij vooral om het schoonmaken van de buitenkant van de luchtdroger. Doe dit meestal eerst met een natte doek en vervolgens met een droge doek. Vermijd het direct besproeien met water. Anders kunnen elektronische onderdelen en instrumenten door water beschadigd raken en zal de isolatie minder worden. Gebruik bovendien geen benzine, vluchtige olie, thinner of andere chemische middelen voor het reinigen. Anders zullen deze middelen depigmenteren, het oppervlak vervormen en de verf afbladderen.
(B) Het onderhoud van de automatische afdruipmachine
De gebruiker dient de staat van de waterafvoer te controleren en vuil dat aan het filtergaas vastzit te verwijderen om te voorkomen dat de afvoer verstopt raakt en niet meer kan afvoeren.
Let op: Gebruik alleen zeepsop of een reinigingsmiddel voor het reinigen van de afdruiprekken. Benzine, tolueen, terpentijn of andere eroderende middelen zijn verboden.
(C) Indien er een extra afvoerklep is gemonteerd, dient de gebruiker minimaal twee keer per dag op een vast tijdstip af te tappen.
(D) Binnenin de windkoelcondensor is de afstand tussen twee
messen zijn slechts 2 tot 3 mm dik en kunnen gemakkelijk worden geblokkeerd door stof in de lucht,
die de warmtestraling tegenhoudt. In dit geval moet de gebruiker
Spuit het regelmatig, meestal met perslucht, of borstel het met een koperen borstel.
(E) Onderhoud voor waterkoelingsfilter:
Het waterfilter voorkomt dat vaste verontreinigingen de condensor binnendringen en garandeert een goede warmte-uitwisseling. De gebruiker dient het filtergaas regelmatig te reinigen om te voorkomen dat het water circuleert en de warmte niet wordt uitgestraald.
(F) Onderhoud van interne onderdelen:
Als het apparaat niet in gebruik is, moet de gebruiker het regelmatig schoonmaken of stofzuigen.
(G) Er is te allen tijde een goede ventilatie rondom dit apparaat noodzakelijk. De luchtdroger mag niet worden blootgesteld aan zonlicht of warmtebronnen.
(H) Tijdens het onderhoudsproces moet het koelsysteem worden beschermd en moet worden voorkomen dat het wordt gesloopt.

Grafiek één Grafiek twee
※ Grafiek één Reinigingsillustratie voor condensors bij de
Achterkant van de vriesdroger: reinigingspunten voor automatische afdruiprekken:
Zoals aangegeven in de diagrammen, demonteer je de afdruiprek en dompel je hem onder in
in sop of schoonmaakmiddel, borstel het met een koperen borstel.
Let op: het gebruik van benzine, tolueen, terpentine of andere eroderende middelen is verboden tijdens deze stap.
※ Grafiek twee Illustratie van het demonteren van het waterfilter
C. Serie van het werkingsproces van vriesdrogers
(A) Onderzoek vóór aanvang
1. Controleer of de netspanning normaal is.
2. Controle van het koelmiddelsysteem:
Houd de hoge- en lagedrukmeter op het koelmiddel in de gaten. Deze kan een evenwicht bereiken bij een bepaalde druk die varieert met de omgevingstemperatuur. Meestal ligt deze tussen 0,8 en 1,6 MPa.
3. Controleren of de leiding normaal functioneert. De inlaatluchtdruk mag niet hoger zijn dan 1,2 MPa (behalve bij sommige speciale typen) en de temperatuur mag niet hoger zijn dan de ingestelde waarde bij de selectie van dit type.
4. Indien waterkoeling wordt gebruikt, dient de gebruiker te controleren of het koelwater aan de eisen voldoet. De druk moet 0,15 MPa~0,4 MPa zijn en de temperatuur moet lager zijn dan 32 °C.
(B) Werkingsmethode
Specificatie van het instrumentenbedieningspaneel
1. Hogedrukmeter die de condensatiedruk van het koelmiddel aangeeft.
2. Luchtuitlaatdrukmeter die de waarde van de persluchtdruk bij de uitlaat van deze luchtdroger aangeeft.
3. Stopknop. Wanneer u op deze knop drukt, stopt de luchtdroger met werken.
4. Startknop. Druk op deze knop om de luchtdroger van stroom te voorzien en te laten werken.
5. Stroomindicatielampje (Power). Zolang het lampje brandt, geeft het aan dat het apparaat is aangesloten op het lichtnet.
6. Bedrijfsindicatielampje (Run). Zolang het lampje brandt, geeft het aan dat de luchtdroger in werking is.
7. Hoge-lage druk beschermende aan-uit indicatielampje voor
koelmiddel. (Ref HLP). Hoewel het licht is, geeft het aan dat
beschermende aan-uit is vrijgegeven en deze apparatuur
moet worden stopgezet en gerepareerd.
8. Indicatielampje tijdens overbelasting (OCTRIP). Wanneer het
is licht, het geeft aan dat de werkstroom van de compressor is
overbelasting, hierbij is het overbelastingsrelais vrijgegeven en dit
Apparatuur moet worden stopgezet en gerepareerd.
(C) Bedieningsprocedure voor deze FTP:
1. Schakel het apparaat in/uit. Het stroomindicatielampje op het stroombedieningspaneel zal rood oplichten.
2. Indien waterkoeling wordt gebruikt, dienen de in- en uitlaatkleppen voor het koelwater open te staan.
3. Druk op de groene knop (START), het bedrijfsindicatielampje (groen) gaat branden. De compressor start.
4. Controleer of de compressor in de versnelling staat, dat wil zeggen of er een abnormaal geluid te horen is en of de indicatie op de hoog-/laagdrukmeter goed in balans is.
5. Ervan uitgaande dat alles normaal is, opent u de compressor en de in- en uitlaatkleppen. Er stroomt lucht in de luchtdroger en sluit u ondertussen de bypassklep. Op dat moment geeft de luchtdrukmeter de luchtuitlaatdruk aan.
6. Kijk 5 tot 10 minuten, de lucht na behandeling door de luchtdroger kan voldoen aan de vereisten wanneer de lagedrukmeter op het koelmiddel de druk aangeeft:
R22: 0,3~0,5 MPa en de hogedrukmeter geeft 1,2~1,8 MPa aan.
R134a: 0,18~0,35 Mpa en de hogedrukmeter geeft 0,7~1,0 Mpa aan.
R410a: 0,48~0,8 Mpa en de hogedrukmeter geeft 1,92~3,0 Mpa aan.
7. Open de koperen afsluitkraan op de automatische aftap, waarna het in de lucht gecondenseerde water in de aftap stroomt en wordt afgevoerd.
8. Sluit eerst de luchtbron af wanneer u het apparaat uitschakelt. Druk vervolgens op de rode STOP-knop om de droger uit te schakelen en de stroomtoevoer af te sluiten. Open de aftapkraan en laat het condenswater volledig weglopen.
(D) Let op een aantal zaken terwijl de luchtdroger in werking is:
1. Zorg ervoor dat de droger niet te lang zonder belasting draait.
2. Het is verboden de luchtdroger gedurende een korte tijd te starten en te stoppen, uit angst dat de koelmiddelcompressor beschadigd raakt.
D. Typische probleemanalyse en -oplossing voor luchtdrogers
Problemen met vriesdrogers doen zich voornamelijk voor in elektrische circuits en koelsystemen. Deze problemen kunnen leiden tot systeemuitval, verminderde koelcapaciteit of schade aan de apparatuur. Om de oorzaak van het probleem correct te lokaliseren en praktische maatregelen te nemen, gebaseerd op theorieën over koelmiddelen en elektrische technieken, is ervaring in de praktijk belangrijker. Sommige problemen kunnen verschillende oorzaken hebben. Analyseer eerst de koelapparatuur synthetisch om de oplossing te vinden. Daarnaast worden sommige problemen veroorzaakt door onjuist gebruik of onderhoud. Dit wordt "valse" storing genoemd. De juiste manier om het probleem te lokaliseren is dus oefening.
De meest voorkomende problemen en de maatregelen om deze te verhelpen zijn als volgt:
1. De luchtdroger kan niet werken:
Oorzaak
a. Geen stroomvoorziening
b. zekering van het circuit gesmolten
c. Draad losgekoppeld
d. Draad is losgeraakt
Beschikbaarheid:
a. Controleer de stroomvoorziening.
b. Vervang de zekering.
c. Zoek de plekken die niet met elkaar verbonden zijn en repareer ze.
d. stevig aansluiten.
2. De compressor kan niet werken.
Oorzaak
a. Minder fase in de voeding, onjuiste spanning
b. Slechte contacten, de stroom wordt niet doorgevoerd
c. Probleem met hoge- en lagedruk- (of spannings-)beveiligingsschakelaar
d. Het probleem met het oververhittings- of overbelastingsbeveiligingsrelais
e. Draadontkoppeling in de aansluitingen van het stuurcircuit
f. Mechanische problemen met de compressor, zoals een vastgelopen cilinder
g. Als de compressor wordt gestart door een condensator, is de kans groot dat de condensator beschadigd is.
Beschikbaarheid
a. Controleer de voeding, controleer of de voeding de juiste spanning heeft
b. Contactor vervangen
c. Regel de ingestelde waarde van de spanningsschakelaar of vervang de beschadigde schakelaar
d. Vervang de thermische beveiliging of overbelastingsbeveiliging
e. Zoek losgekoppelde aansluitingen en sluit deze opnieuw aan
f. Vervang de compressor
g. Startcondensator vervangen.
3. De hoge druk van het koelmiddel is te hoog, waardoor de druk te hoog wordt.
schakelaar losgelaten (REF H,L,P,TRIP indicator gaat aan)
Oorzaak
a. De inlaatluchttemperatuur is te hoog
b. De warmtewisseling van de windkoelcondensor is niet goed, mogelijk veroorzaakt door onvoldoende koelwaterstroom of slechte ventilatie.
c. De omgevingstemperatuur is te hoog
d. Overvulling van koelmiddel
e. Gassen komen in het koelsysteem terecht
Beschikbaarheid
a. Verbeter de warmtewisseling van de achterkoeler om de inlaatluchttemperatuur te verlagen
b. Reinig de leidingen van de condensor en het waterkoelsysteem en verhoog de hoeveelheid koelwatercirculatie.
c. Verbeter de ventilatiecondities
d. Overtollig koelmiddel afvoeren
e. Vacuüm het koelsysteem nogmaals en vul het met wat koelmiddel.
4. De lage druk van het koelmiddel is te laag en zorgt ervoor dat de drukschakelaar wordt vrijgegeven (REF H LPTEIP-indicator gaat branden).
Oorzaak
a. Er stroomt gedurende een bepaalde tijd geen perslucht
b. Te kleine lading
c. De bypassklep voor de warme lucht is niet open of defect
d. Onvoldoende koelmiddel of lekkage
Beschikbaarheid
a. Verbeter de luchtverbruiksconditie
b. Verhoog de luchtstroom en warmtebelasting
c. Regel de bypassklep voor warme lucht, of vervang de defecte klep
d. Koelmiddel bijvullen of lekkende onderdelen opsporen, repareren en nogmaals stofzuigen, koelmiddel bijvullen.
5. De bedrijfsstroom is overbelast, waardoor de compressor oververhit raakt en het oververhittingsrelais wordt vrijgegeven (de O, C, TRIP-indicator gaat branden)
Oorzaak
a. te zware luchtbelasting, slechte ventilatie
b. Te hoge omgevingstemperatuur en slechte ventilatie
c. Te grote mechanische wrijving van de compressor
d. Onvoldoende koelmiddel veroorzaakt hoge temperatuur
e. Overbelasting van de compressor
f. Slecht contact voor hoofdcontactor
Beschikbaarheid
a. Verlaag de warmtebelasting en de inlaatluchttemperatuur
b. Verbeter de ventilatiecondities
c. Vervang het smeervet of de compressor
d. Koelmiddel bijvullen
e. Verkort de start- en stoptijden
6. Het water in de verdamper is bevroren, dit is een teken dat
geen actie van de automatische aftap gedurende lange tijd.
Als gevolg hiervan is er ijsvorming als de afvalklep wordt geopend
uitgeblazen deeltjes.
Oorzaak
a. Weinig luchtstroom, lage warmtebelasting.
b. De bypassklep voor de warme lucht is niet geopend.
c. De inlaat van de verdamper is geblokkeerd en er verzamelt zich te veel water, hierdoor komen er ijsdeeltjes in de lucht en stroomt de lucht niet goed.
Beschikbaarheid
a. Verhoog de hoeveelheid persluchtstroom.
b. Pas de bypassklep voor de warme lucht aan.
c. Bagger de afvoerbuis uit en laat het afval volledig leeglopen
water in de condensator.
7. Dauwpuntindicatie is te hoog
Oorzaak
a. De inlaatluchttemperatuur is te hoog
b. De omgevingstemperatuur is te hoog
c. Slechte warmtewisseling in het luchtkoelsysteem, de condensor is verstopt; in het waterkoelsysteem is de waterstroom niet voldoende of is de watertemperatuur te hoog.
d. Er is veel luchtstroom, maar er is weinig druk.
e. Geen luchtstroom.

Beschikbaarheid
a. Verbeter de warmtestraling in de achterkoeler en verlaag de inlaatluchttemperatuur
b. Lagere omgevingstemperatuur
c. Voor het type windkoeling, reinig de condensor
Voor het watergekoelde type verwijdert u de kalkaanslag in de condensor
d. Verbeter de airconditioning
e. Verbetering van het luchtverbruik voor de compressor
f. Dauwpuntmeter vervangen.
8. Te veel drukval voor perslucht
Oorzaak
a. Het pijpleidingfilter is verstopt.
b. De pijpleidingkleppen zijn niet volledig open geweest
c. Kleine pijpleiding, en te veel bochten of te lange pijpleiding
d. Het gecondenseerde water is bevroren en veroorzaakt gasvorming
buizen vastlopen in de verdamper.
Beschikbaarheid
a. Reinig of vervang het filter
b. Open alle kleppen waar de lucht doorheen moet stromen
c. Verbeter het luchtstroomsysteem.
d. Volg zoals hierboven vermeld.
9. De vriesdroger kan normaal gesproken draaien, maar presteert op een laag-effectieve manier:
Dit komt voornamelijk doordat de gewijzigde behuizing de toestand van het koelsysteem heeft veranderd en het debiet buiten het regelbereik van de expansieklep valt. In dat geval is handmatige aanpassing noodzakelijk.
Bij het afstellen van de kleppen moet het draaibereik telkens een kwart tot een halve cirkel bedragen. Controleer na 10 tot 20 minuten de prestaties van de apparatuur en bepaal of bijstelling nodig is.
We weten dat de luchtdroger een complex systeem is dat bestaat uit vier grote units en vele accessoires die interactief met elkaar samenwerken. Mocht er een probleem optreden, dan zullen we niet alleen aandacht besteden aan één onderdeel, maar ook een algehele inspectie en analyse uitvoeren om verdachte onderdelen stap voor stap te elimineren en uiteindelijk de oorzaak te achterhalen.
Bovendien dient de gebruiker bij reparatie- of onderhoudswerkzaamheden aan de luchtdroger erop te letten dat het koelsysteem niet beschadigd raakt, met name de capillaire buizen. Anders kan er koelmiddel lekken.

CT8893B Gebruikershandleiding Versie: 2.0
1 Techniekindex
 Temperatuurweergavebereik: -20~100℃ (de resolutie is 0,1℃)
 Voeding: 220V±10%
 Temperatuursensor: NTC R25=5kΩ,B(25/50)=3470K

2 Bedieningshandleiding
2.1 Betekenis van de indexlampjes op het paneel
Indexlicht Naam Lichtflits
Koeling Koeling Klaar om te koelen, in de staat van compressor startvertraging pro
Fan Fanning -
Ontdooien Ontdooien -
Alarm - Alarmstatus
2.2 Betekenis van het LED-display
Het alarmsignaal geeft afwisselend de temperatuur en de waarschuwingscode weer. (A xx)
Om het alarm te annuleren, moet de controller worden opgeladen. De code wordt als volgt weergegeven:
Code Betekenis Uitleg
A11 Extern alarm Alarm van extern alarmsignaal, zie interne parametercode “F50”
A21 De dauwpuntsensor is defect. De dauwpuntsensor is gebroken of er is kortsluiting (de dauwpunttemperatuur wordt weergegeven als “OPE” of “SHr”)
A22 Condensatiesensor defect De condensatie is onderbroken of er is kortsluiting (Druk op “” om “SHr” of “OPE” weer te geven)
A31 Storing dauwpunttemperatuur Als het alarm afgaat bij een dauwpunttemperatuur die hoger is dan de ingestelde waarde, kunt u kiezen of het apparaat wel of niet uitgeschakeld moet worden (F51).
Het dauwpunttemperatuuralarm gaat niet af wanneer de compressor over vijf minuten start.
A32 Condensatietemperatuurfout Als het alarm afgaat en de condensatietemperatuur hoger is dan de ingestelde waarde, kunt u kiezen of het apparaat wel of niet wordt uitgeschakeld. (F52)
2.3 Temperatuurweergave
Na de zelftest bij het inschakelen geeft de LED de dauwpunttemperatuur weer. Wanneer u op "" drukt, wordt de condensortemperatuur weergegeven. Omkeren zorgt ervoor dat de dauwpunttemperatuur weer wordt weergegeven.
2.4 Weergave van cumulatieve werkuren
Door tegelijkertijd op de “”-knop te drukken, wordt de totale bedrijfstijd van de compressor weergegeven. Eenheid: uren
2.5 Operatie op hoger niveau
Houd "M" 5 seconden ingedrukt om de parameterinstelling te openen. Als de opdracht is ingesteld, wordt het woord "PAS" weergegeven om aan te geven dat de opdracht moet worden geïmporteerd. Druk op "" om de opdracht te importeren. Als de code correct is, wordt de parametercode weergegeven. De parametercode is zoals weergegeven in de volgende tabel:
Categorie Code Parameternaam Instelbereik Fabrieksinstelling Eenheid Opmerking
Temperatuur F11 dauwpunttemperatuur waarschuwingspunt 10 – 45 20 ℃ Er wordt een waarschuwing afgegeven wanneer de temperatuur hoger is dan de ingestelde waarde.
F12 Condensatietemperatuur waarschuwingspunt 42 – 70 65 ℃
F18 Wijziging dauwpuntsensor -20,0 – 20,0 0,0 ℃ Wijziging dauwpuntsensorfout
F19 Wijziging condensatiesensor -20,0 – 20,0 0,0 ℃ Wijziging condensatiesensorfout
Compressor F21 Sensorvertraging 0,0 – 10,0 1,0 minuut
Ventilator/Antivries F31 Start antivriesvraagtemperatuur -5,0 – 10,0 2,0 ℃ Deze start wanneer de dauwpunttemperatuur lager is dan de ingestelde waarde.
F32 Antivries retourverschil 1 – 5 2,0 ℃ Stopt wanneer de dauwpunttemperatuur hoger is dan F31+F32.
F41 De tweede manier om de uitvoermodus in te stellen. UIT
1-3 1 - UIT: ventilator sluiten
1. De ventilator onder controle van de condensatietemperatuur.
2. De ventilator werkte tegelijk met de compressor.
3. Antivries-uitgangsmodus.
F42 Ventilator starttemperatuur 32 – 55 ℃ 42 ℃. Start wanneer de condensatietemperatuur hoger is dan de ingestelde waarde. Sluit wanneer de retourtemperatuur lager is dan het ingestelde retourverschil.
F43 Ventilator sluit temperatuur retourverschil. 0,5 – 10,0 2,0 ℃
Alarm F50 Externe alarmmodus 0 – 4 4 - 0: zonder extern alarm
1: altijd open, ontgrendeld
2 : altijd open, vergrendeld
3: altijd gesloten, ontgrendeld
4: altijd gesloten, op slot
F51 De manier waarop met het alarm voor de dauwpunttemperatuur moet worden omgegaan. 0 – 1 0 - 0 : Alleen alarm, niet sluiten.
1: Alarm en sluiten.
F52 De manier waarop wordt omgegaan met condensatietemperatuuralarmen. 0 – 1 1 - 0 : Alleen alarm, niet sluiten.
1: Alarm en sluiten.
Systeem betekent F80 Wachtwoord UIT
0001 — 9999 – - UIT betekent geen wachtwoord
0000 Systeem betekent wachtwoord wissen
F83 Schakel machinestatusgeheugen JA – NEE JA -
F85 Weergave van de totale bedrijfstijd van de compressor - - Uur
F86 Geaccumuleerde bedrijfstijd van compressor resetten. NEE – JA NEE - NEE: niet gereset
JA: resetten
F88 Gereserveerd
Testen F98 Gereserveerd
F99 Test-self Met deze functie kunt u alle relais tegelijk activeren. Gebruik deze functie daarom niet als de controller actief is!
Einde Uitgang
3 Basiswerkingsprincipe
3.1 Compressorregeling
Nadat de controller is ingeschakeld, zal de compressor even vertragen om zichzelf te beschermen (F21). Het indicatielampje zal tegelijkertijd knipperen. Als de gecontroleerde externe invoer alarmerend is, zal de compressor stoppen.
3.2 Ventilatorregeling
De ventilator werkt standaard onder condensatietemperatuurregeling. De ventilator gaat open wanneer de temperatuur hoger is dan (inclusief) de instelwaarde (F42) en sluit wanneer deze lager is dan het verschil tussen de instelwaarde en de retourtemperatuur (F43). Als de condensatiesensor defect raakt, wordt de ventilatoruitgang samen met de compressor geactiveerd.
3.3 Extern alarm
Stop de compressor en ventilator wanneer er een extern alarm optreedt. Het externe alarmsignaal heeft 5 modi (F50): 0: zonder extern alarm, 1: altijd open, ontgrendeld, 2: altijd open, vergrendeld; 3: altijd gesloten, ontgrendeld; 4: altijd gesloten, vergrendeld. "Altijd open" betekent dat in de normale toestand het externe alarmsignaal open is. Indien gesloten, is de controller in alarm; "Altijd gesloten" is het tegenovergestelde. "Vergrendeld" betekent dat wanneer het externe alarmsignaal weer normaal wordt, de controller nog steeds in de alarmtoestand verkeert en dat er op een toets moet worden gedrukt om de werking te hervatten.
3.4 Command
Om te voorkomen dat iemand de parameters wijzigt, kunt u een wachtwoord (F80) instellen. Als u een wachtwoord hebt ingesteld, geeft de controller u een aanwijzing om het wachtwoord in te voeren nadat u de toets "M" 5 seconden ingedrukt hebt gehouden. Voer het juiste wachtwoord in en u kunt de parameters instellen. Als u het wachtwoord niet nodig hebt, kunt u F80 op "0000" zetten. Let op: u moet het wachtwoord onthouden. Als u het wachtwoord vergeet, kunt u de ingestelde status niet activeren.

5 Notities
 Gebruik de temperatuursensor die door ons bedrijf is toegewezen.
 Als het compressorvermogen minder dan 1,5 pk bedraagt, kan de besturing via een intern relais plaatsvinden. Anders moet een AC-contactor worden aangesloten.
 Ventilator belast met maximaal 200W.


Plaatsingstijd: 28-11-2022
WhatsApp